1. Home
  2. Power BI Connector voor A...
  3. 2. Power BI Desktop
  4. 2.3 Functie GetTable

2.3 Functie GetTable

Met de functie GetTable kun je alle business objecten (tabellen) van AccountView gebruiken, zodat je meer gegevens kunt inlezen dan alleen de voorgedefinieerde tabellen. Ga in AccountView naar Document > Stamgegevens Programma > Data Dictionary voor een overzicht van alle business objecten, met de beschikbare velden, die AccountView heeft.

Let op: dit vereist technische kennis over het gebruik van de business objecten van AccountView. Ook zijn er een aantal belangrijke aandachtpunten met betrekking tot de fair use policy en de performance waar je rekening mee moet houden. Bij overmatig datagebruik kunnen extra kosten in rekening gebracht worden. Lees deze handleiding aandachtig door voordat je deze functie gaat gebruiken!

Als je zelf niet de benodigde kennis hebt van de business objecten van AccountView dan kunnen we je daar op consultancybasis bij helpen. Neem hiervoor contact met ons op.

 

Gebruik altijd de Filter-parameter

Het is van belang om alleen de regels in te lezen die je daadwerkelijk nodig hebt. Hiervoor kun je de filter-parameter gebruiken in de GetTable functie.

Zonder het gebruik van deze filter-parameter zal de connector alle regels inlezen die er zijn. Dus heb je 10 jaar historie in AccountView staan, dan wordt dit volledig ingelezen. Ook als je hierna in de Power Query editor regels filtert, dan worden ze eerst toch allemaal ingelezen. In theorie kan het dan zo zijn dat je eerst 1.000.000 regels inleest en vervolgens 900.000 weg filtert. Dat is niet efficiënt, je kunt dan beter alleen de 100.000 regels inlezen die je nodig hebt. Dat kan met de Filter parameter.

 

Werkwijze GetTable functie

We werken hieronder een voorbeeld uit om de Vaste Activa vanuit AccountView in te lezen. In AccountView is dat de tabel FA_HDR met als business object FAH.

blank

De werkwijze is in Power BI als volgt:

  • Klik in de navigator de map Functions open en vink de functie GetTable aan.
  • blank
  • Vul bij AdministratieCode de administratiecode van PowerBIConnector.nl in.
  • Vul bij Service één van de volgende teksten in:
    • AccountViewData: voor alle tabellen die staan onder Document > Stamgegevens Administratie
    • AccountViewSystemData: voor alle tabellen die staan onder Document > Stamgegevens Systeem
  • Vul bij BusinessObject de naam van het business object in, zoals die staat in de Data Dictionary. In ons voorbeeld van Vaste Activa is dat FAH. (let op: hoofdlettergevoelig!)
  • Vul bij Fields de velden in die je wilt inlezen van deze tabel, gescheiden door een komma. De beschikbare velden kun je vinden in de Data Dictionary van AccountView, door op de betreffende tabel op CTRL-F6 te drukken. In ons voorbeeld zijn dit de velden: FA_HDR.FA_CODE,FA_HDR.FA_DESC,FA_HDR.DATE_PCHS,FA_HDR.CAMT_PCHS,FA_HDR.FA_GRP (hoofdlettergevoelig!)
    Belangrijk is om ook de tabelnaam op te nemen, dus FA_HDR.FA_CODE in plaats van alleen FA_CODE
    Lees alleen de velden in die je daadwerkelijk gebruikt in het dashboard. Dat is één van de basisprincipes van een goed datamodel in Power BI. Elk veld dat je onnodig inleest kost onnodige importtijd en zal het datamodel in Power BI onnodig vertragen.
  • Vul bij Filter altijd een filter in, zodat alleen die regels ingelezen worden die je nodig hebt. In AccountView bestaat elke filterregel uit meerdere onderdelen (veld, conditie, conditietype en waarde), vergelijkbaar met het selecteren in AccountView zelf.
    • FilterControlSource1: het veld uit de tabel waar je op wilt filteren, bijvoorbeeld FA_GRP
    • FilterOperator1: de filterconditie (Equal, NotEqual, EqualsExact, Max, Min, Greater, Less, Empty, NotEmpty, Contains, NotContains, Not, DateEquals, DateAfter, DateOnOrAfterDate, DateBeforeDate, DateOnBeforeDate)
    • FilterValueType1: het type van de gefilterde waarde:
      • Tekst = C
      • Datum = T
      • Getal = N
      • Ja/Nee = L
    • FilterValue1: de waarde/tekst waar je op wilt filteren:
      • Tekst: de tekst van je filter
      • Datum: de datum van je filter, ingevuld als {^2019-06-30}
      • Getal: het getal van je filter, met een punt als decimaalscheidingsteken
      • Ja/Nee: .T. voor Ja en .F. voor Nee
    • FilterIsListOfValues1: true als je meerdere waardes hebt ingevuld, anders false.
    • Bijvoorbeeld een filter op activagroep VERVOER vul je als volgt in: FilterControlSource1=FA_GRP&FilterOperator1=Equal&FilterValueType1=C&FilterValue1=VERVOER&FilterIsListOfValues1=false
    • Een filter op activagroep VERVOER én aanschafjaar in of na 2019 vul je als volgt in:
      FilterControlSource1=FA_GRP&FilterOperator1=Equal&FilterValueType1=C&FilterValue1=VERVOER&FilterIsListOfValues1=false&FilterControlSource2=YEAR_PCHS&FilterOperator2=Min&FilterValueType2=N&FilterValue2=2019&FilterIsListOfValues2=false
  • Klik op Apply, het voorbeeld wordt nu getoond.
  • blank
  • Klik vervolgens op Transform Data (zorg dat het vinkje voor GetTable aan staat) om de tabel in de Power Query Editor in te lezen. Daar kun je de Result kolom uitklappen om de inhoud van de records te tonen.